woensdag 26 september 2007

1892

Singapore 24 Febr. 1892

Lieve Moeder,

Van Pinang schreef ik U reeds onze behouden aankomst, hier ben ik nu den 18en jl. aangekomen, en zit nu te wachten op de boot, die naar Menado gaat. De aansluiting hier is niet bizon­der vlug, en daardoor verlies ik hier veel tijd met wachten. Er is echter niets aan te doen; gelukkig zijn hier eenige kennissen en gaat de tijd dus gauw genoeg voorbij.
Van Gerard ontving ik hier zijn brief uit Nizza, die mij in Suez niet meer bereikte. Ik geloof dat hij aan Nizza meer gehad zal hebben dan aan een tochtje naar Algiers; het is daar wel mooi en interessant, maar te Europeesch om er eenige indruk van Oostersch leven te krijgen.
Hier te Singapore hoor ik, dat Koopmans in Januari ge­trouwd is! Hij heeft het dus niet noodig geacht te wachten. Ik kan niet zeggen, dat ik dit een bewijs van groote voorzichtig­heid vind, en het heeft mij dus niet pleizierig aangedaan. Het maakt de toestand allicht nog meer gecompliceerd en moeilij­ker. Hoe het zij, ik hoop de noodige wijsheid te hebben om bij al die verschillende belangen naar behooren te handelen.
Ik hoop nu maar niet, dat er over de lange duur van mijn reis gemopperd zal worden; die Ocean S.S. Co. loopt slechts 10 mijl en doet er dus veel langer over, dan de mailbooten. Bo-ven­dien kan men in Holland niet te weten komen, wanneer er van hier booten op Menado vertrekken; ik had echter best een week of wat later kunnen vertrekken.
Ik kan U met dezen mail geen langen brief schrijven, daar de mail eerder sluit, dan ik dacht, en ik den geheelen ochtend opgehouden ben geworden. Ik kan U anders vertellen dat ik mij gezond en wel gevoel, en weer veel beter op mijn verhaal ben gekomen.
Wanneer er ten minste geen verhindering meer komt, zal ik op mijn reis naar Menado ook Kudat aandoen; ik hoop daar dan het graf van Nico te bezoeken, en zal ik wellicht maatre­gelen kunnen nemen, dat dit goed onderhouden wordt. Zegt U er echter liever maar niets van aan Lida, vóór ik er geweest ben, en weet, hoe ik het getroffen heb.
Ik schreef nog aan Herman; wilt U zoo goed zijn aan Rogge te laten zeggen dat ik hem per volgende schrijf, ook aan Ge., meer uitvoe­rig.

Met hartelijke groeten aan broer & zusters
Uwe liefh. zoon
Dirk.

***************

Hotel de l'Europe

Singapore, den 29 Febr. 1892.

Lieve Moeder,

De route via Borneo heb ik moeten opgeven, daar die boot ten eerste veel te laat is binnengekomen, ten tweede nog in het dok moet en die reparatie waarschijnlijk lang kan duren. Ik ga nu heden per "Kongsee" naar Soerabaja en Makassar en ben dan den 19en Maart eindelijk te Menado. Het is een lange reis!
Het spijt mij wel, dat ik niet die andere route kan nemen ik had graag Kudat aangedaan. Enfin, misschien kom ik er later nog wel.
Hier hoor ik dat een lid van den Raad van Indië naar Menado gaat om de grieven van de bevolking te onderzoeken. Dat klagen schijnt dus toch wat geholpen te hebben.
Ik schrijf heden niet aan Seydenzaal, daar ik per laatste mail schreef dat ik op het punt van vertrekken stond, of liever spoedig vertrekken zou. Ik schrijf nu liever niet, dat ik toch weer opgehouden ben, te meer, daar er absoluut geen andere gelegenheid geweest is, om vóór den 19en Maart te Menado te komen.
Ik hoop erg te Menado brieven te vinden of te krijgen; de tijd begon mij hier wel wat lang te vallen; overigens is het met mij allright.
Nu lieve Moeder, houd Uzelf nu ook maar goed; aan boord heb ik misschien gelegenheid weer eens een langen brief te schrijven; hedenmorgen hoorde ik eerst dat ik reeds vanmiddag aan boord moest zijn. Daarom nu zoo kort.
Uw liefh.
Dirk
*****************************


Menado 20 maart 1892

Lieve beste Moeder,

Gisteren ben ik hier eindelijk goed en wel gearriveerd, en spoedig daarna ontving ik Uwen brief van 24 Januari, tege­lijk met een brief van Rogge.
U kunt begrijpen hoe een eigenaardige gewaarwording het was, hier weer in mijn oude omgeving terug te komen; onaange­naam was het terugzien echter niet, hoeveel er ook veranderd moge zijn; alle oude vrienden en kennissen ontvingen mij zeer hartelijk, tot zelfs de honden van vroeger herkenden mij.
Ik heb nu voorloopig mijn intrek bij Koopmans genomen, daar hij daarop stond, doch hoewel hun honey-moon eigenlijk reeds voorbij is, zal ik hun toch niet lang tot overlast blijven. Het huis ziet er heel aardig en vroolijk uit, en herkent men aan allerlei kleinigheden en tirlantijntjes de hand van de zorgende huisvrouw. Het schijnt mij wel een aardig huishou­dentje te zijn, hoewel men wel een bizonder licht hart moet hebben, het om onder deze omstandigheden te durven wa­gen. Koop­mans schijnt mij echter zeer gedrukt, en is mijn komst werkelijk zeer gelukkig, daar men bij deze moeilijke quaesties volstrekt niet het hoofd mag laten hangen, doch juist energiek moet optreden. Was ik nog langer te Amsterdam gebleven, en had ik daar al de ellendige brieven gekregen, die sedert van hier zijn gegaan, dan weet ik niet wat ik had moeten doen. Nu kan ik handelen, dirigeeren, de lui desnoods electriseeren; ja, werkelijk, het is alsof ik weer een ander mensch word; de toestand is hier meer dan ellendig, bijna hopeloos, doch de stemming is daardoor dan ook meer dan mis­moedig, en geeft het mij juist kracht, dat op mij gezien wordt, als de man die daarin zoo mogelijk verbetering moet brengen. Daarbij, ge­meende of geveinsde blijdschap over mijn terugkomst en de verzekering hier en daar opgevangen, dat veel anders ware geloopen, als ik hier geweest ware. Hoe het zij, ik kan nu aan het werk gaan, en zoo mogelijk wat uitrichten, terwijl juist dat soms kalme fatalisme van Koopmans mij hier evenveel prik­kelt als het mij in Amsterdam terneerdrukte.
Mijn reis van Makassar met den Regeerings-Commissaris was zeer huiselijk & gemoedelijk; ze weten nu het een & ander van Menado, terwijl zij ook van mijn speech in het Ind. Gen. afwisten; de Resident is daarover -naar ik hoor- weinig ge­sticht, en zal ik daarover van hem nog wel moeten hooren.
Van Seydenzaal ontving ik bericht, dat hij U met zijne vrouw eene visite had gebracht, en dat U toen juist mijn brief uit PortS­aid had ontvangen. U gaat hun zeker ook eene visite brengen. Gelukkig, dat Hanna weder spoedig beter is geworden en vooral gelukkig! dat Gerarda zich weer zooveel beter ge­stemd gevoelt. Als nu haar ongesteldheid ook maar weer spoe­dig voorbij is gegaan.
Met de rekening van de Gruyter kan het nog wel wat wach­ten; het bedrag valt mij echter erg tegen. Met de volgende mail kunt U echter rekenen op eene remise van F. 150.- voor U, terwijl ik ook aan Jettie spoedig wat afbetalen zal, waar­schijnlijk met diezelfde mail.
Ik gevoel mij gelukkig zeer gezond; de menschen roepen hier over mijn frissche kleur en welvarend uiterlijk; waar­schijn­lijk is dit wel door de zeereis gekomen.
Nu, lieve Moeder, het beste! Morgen begint reeds mijne campag­ne tegen valsche Chineezen en gladde Arabieren; ik hoop het er zoo goed mogelijk te zullen afbrengen. Met hartelijke groeten aan broers & zusters en een zoen

Uw liefh. Zoon

Dirk
*********

Menado 8 April 1892

Lieve beste Moeder,

Ik ben weer een geheel ander mensch geworden. De oude moed en opgewektheid, en vooral mijn zelfvertrouwen zijn bijna geheel weer teruggekeerd nu ik ondervind met hoeveel vrucht ik hier weder kan werkzaam zijn. Het is, alsof alles nu weder beter marcheert. Het was dan ook hoog noodig, dat ik kwam, want de boel begon aardig in de pruimen te loopen.
Met den Chinees, waarbij wij er zoo dik inzitten, heb ik een regeling getroffen, die voor ons -de ellendige omstandig­heden in aanmerking genomen- nog zeer bevredigend genoemd kan wor­den. In ieder geval loopt deze zaak veel beter af, dan zich eerst liet aanzien. Ik zal U later nog wel eens uitvoerig schrijven welke overeenkomsten en regelingen ik alzoo getrof­fen heb. Ik ga nu met deze boot naar Sangir, waar ik alle zijne bezittingen & goederen heb overgenomen en die ik daar nu zelf ga ontvangen. Ik zal daar ca. 6 weken moeten blijven, en kan U dus met de volgende boot niet schrijven.
Ik ben hier in een klein huisje getrokken, door mijn huisbaas eenigszins gemeubileerd; ik eet 's middags en 's avonds in het logement, doch tot nu toe heb ik zooveel te doen gehad, dat ik weinig of niet ben thuis geweest.
Het huishoudentje van Koopmans ziet er wel aardig uit, en zijn vrouw vind ik een aardig persoontje. Gisteren avond heb ik K. eens flink onder handen genomen over zijne verregaande stug­heid en onvriendelijkheid, zelfs norschheid tegenover de menschen -genre familie K. doch wat bij hem nog sterk heeft toegenomen- en heb ik hem onder het oog gebracht dat dit in een handelaar niet aangaat etc.etc. Een uur daarna begon zijn vrouw er met mij over, aan wie hij alles verteld had, en zei dat zij dat ook vond en hem het ook al meermalen gezegd had. Als die dus hierin ook medewerkt, wie weet, hoe goed dit nog niet in orde kan komen.
De boel moet hier anders weer eens duchtig op pooten gesteld worden, en daarom kan ik nog niet aan terugkeer den­ken.
Aan Gerard heb ik een langen brief geschreven over de toestand hier, mijne vooruitzichten etc. etc., Houdt U mij ten goede, dat ik dit nog niet eens herhaal, doch daarnaar ver­wijs, daar ik het toch beschouw, als aan U beiden gericht. Hierover verneem ik gaarne Uw meening en Uw goede raad.
Van Herman ontving ik een brief, waaruit ik met diep leedwe­zen het overlijden van tante Sophie verneem. Het is dan toch gebeurd! Tevens schreef hij dat T. Christ. zich nogal goed hield en dat U bij haar was, om haar -zooals U dat zoo uniek kunt doen- te troosten en te steunen.
Uw laatste brief was van 27 Januari; ik ontving met deze boot echter reeds brieven tot 19 Februari. Als het U niet te druk is, zou ik U willen voorstellen, met elke fransche mail, d.i. om de 14 dagen te schrijven, anders blijf ik soms zoo lang zonder brieven. Ook schreef Seydenzaal mij, dat hij een visite bij U had gemaakt.
Hierbij doe ik U toekomen een wissel, groot
F. 400.-, zijnde hiervan
F.150.- voor U (Jan/Mrt)
F.250.- op afbetaling aan Jettie.
Het saldo hoop ik voor volgende maand te zenden.
Ik gevoel mij overigens heel lekker en gezond; de men­schen roepen er allemaal over, zoo goed ik er uitzie en zoo dik ik geworden ben. Juffr. Homburg en ik zijn weer dikke vrinden; ze wil mij 's morgens versche eitjes sturen, als mijn goed stuk is moet ik het haar maar zenden etc. etc. Evenals zoovele anderen is zij dol op U; ze weet nog zooveel moois van U te vertellen dat Uwe ooren er van zouden tuiten. Wat mogen wij dat toch dikwijls van onze Ma hooren.

Met hartelijke groeten aan de meisjes,
Uw liefh. Dirk.
****************************

Menado 10 Mei 1892.

Lieve Moeder,

Hedenmorgen ben ik goed en wel van Sangir teruggekomen; ver­brand door de zon, en met een baard! Hier ontving ik Uwen welkomen brief van 29 Febr. waarnaar ik reeds reikhalzend had uitgezien, benevens den prettigen brief van 4 Maart van Lida.

Gelukkig is het uit Uwen brief te zien, dat U in zulk een goede kordate stemming is, en bewonder ik U in Uwe oppassing van Tante Chr. die hare spoedige beterschap voor een groot deel wel aan U te danken zal hebben. Gelukkig dat wij nooit op een legaat of iets dergelijks van Tante S. hebben gehoopt, dus dit is geen tegenvaller; alleen zou ik wel eens willen weten of D.H.R. dat geld nu maar allemaal present heeft gekregen, of dat zij daarvoor eene pretentie op hem heeft achtergelaten? Hoe is het ook met die F.500.- van gerard afgeloopen; zijn die nu futsch?
Seydenzaal schrijft heel aardig, en doet de zaken wel naar wensch; hoe meer uitzicht op eene eervolle retraite, hoe liever!
Apropos, zendt U mij ook eens een paar van mijne portret­ten als een herinnering hoe ik er in Holland uitzag.
Hierbij zend ik U weer een wissel 3d/zicht F. 534,21
Hiervan zijn:
Voor U, April/Juni F. 150.-
" " verjaarscadeautje F. 25.-
" Johanna, voor een nieuwen hoed F. 25.-
" Jettie, afbetaling saldo
met rente F. 334,21

F. 534,21

Zorgt U nu maar dat U en de Uwen Uwe schaapjes nu maar niet door anderen laten scheeren.
Ik leef hier nu uiterst eenvoudig en goedkoop, doch als het gedecideerd is, dat ik langer blijf, heb ik nogal wat noodig, en zal ik U dit schrijven. A Propos zendt U mij eens s.v.p. die rekening van de Gruyter, die komt mij veel te hoog voor. Wat ik van Holland meegenomen heb is alles zeer goed, alleen die zakdoeken zijn nare dunne lapjes; bij het hevige transpi­reeren kan men er wel met een half dozijn per dag aan. Mijn oude witte goed kan ik niet meer aan; ik ben er zoo goed als totaal uitgegroeid.
Dank voor het groentje, een welkome verschijning! Beter­schap met Gerarda en Hanna!

Met een stevige zoen
Uw liefh. Zoon
Dirk
************************

Menado 12 Juni 1892.

Lieve Moeder,

Zooeven ben ik teruggekomen van een interessante doch aangrij­pende reis, door al de ellende en verwoesting die ik aanschouwd heb. Met het S.S. "Hecuba" ben ik n.l. medegeweest naar Groot Sangir/Taroena, waar een hevige vulkanische uitbar­sting heeft plaatsgehad, om er de eerste hulp te brengen. De meest geteisterde plaatsen hebben wij bezocht; het is ontzet­tend, welk een omvang die ramp heeft. Te denken, dat ik nog geen maand geleden op al die plaatsen geweest was, toen nog een welvarend en bloeiend land, nu een dorre woestenij, waar hongersnood en epidemieën voor de deur staan. Welk een ver­woestende kracht heeft ook de natuur! Honderden inlanders zijn door de gloeiende lavastroomen gedood; het aantal is zelfs bij benadering niet op te geven. Ik ben op een plek geweest, waar het niet te harden was van de lijkenlucht; zien deden wij ze niet, doch waarschijnlijk lagen ze onder de lava bedolven. In een andere kampong lagen inlanders met de afgrijselijkste brandwonden bedekt; hen had de gloeiende stroom te pakken gehad. Genezing is er waarschijnlijk niet meer; ze liggen onder de vreeselijkste pijnen te wachten op den dood. Toch blijft de inlander met zijn eeuwigdurend fatalisme altijd kalm. Ons stoomschip kwam als een reddende engel; toen de kontroleur te Taroena aan boord kwam, was hij zoo overspannen door al de ellende die hij gezien had, dat hij flauw viel, en ik hem juist in mijn armen kon opvangen. De man kwam juist van een tocht met de prauw terug; op sommige plaatsen hadden zij door de lijken heengevaren. Gelukkig hebben wij (d.i. M.H.V.) geen directe schade geleden en zijn al onze bezittingen geheel onbeschadigd gebleven. Naar Amsterdam heb ik dit getelegra­feerd.
Als correspondent van het Handelsblad heb ik ook daaraan een telegram gezonden; tevens heb ik een kort verslag opge­steld en het aan dit blad ingezonden. Ik heb echter een meer uitvoe­rig relaas onderhanden, en zal hun dit per volgende boot toezen­den. Daaruit kunt U dan de meeste bizonderheden zelf lezen.
Als U rekent dat op dat eiland alleen 70.000 zielen wonen, kunt U nagaan hoe verstrekkend die ramp zal zijn. De handel krijgt weer een kolossalen knak, de Copra uitvoer zal jaren stil staan. Wij zijn hier met recht in het land der beproevin­gen. Juist zou ik weer naar Sangir toegaan; daar zit ik nu met mijn gebakken peren!
Spoedig schrijf ik U weer! Ikzelf ben gelukkig zeer wel en uiterst kalm.

Uw liefh., Zoon
Dirk
*********************

Menado 20 Juni 1892

Lieve Moeder,

Aan het Handelsblad heb ik heden een verslag van de verschrik­kelijke uitbarsting op Sangir gezonden. U kunt alles dus in de krant lezen, en zal ik er verder dus maar niet over uitwij­den.
Inmiddels heb ik hier een baantje gekregen, dat mij veel werk geeft, en vooral in de toekomst veel te doen zal geven. Er is hier n.l. en Comité gevormd tot Hulpverschaffing aan de Nood­lijdenden, en daarvan ben ik (ongeveer met algemeene stemmen) tot Secretaris benoemd. Aan de voornaamste Couranten in Indië en Nederland hebben wij een oproeping gezonden, en pogingen aangewend op verschillende plaatsen sub-comité's te vormen. Dit geeft heel wat werk, en zal nog meer geven, als het geld er eenmaal is, en dit verdeeld moet worden.
Dan zal er wel veel op mij nederkomen. U weet echter wel, dat zoo'n bijbaantje wel aan mij besteed is; ik heb gaarne nog zooiets onderhanden.
Met veel pleizier ontving ik met deze boot Uw brief van 21 April. Of die regeling van TanKiemLeng nu wel zoo bevredi­gend zal uitvallen, staat te bezien. Zooals U weet, had ik voor belangrijke bedragen van hem aan goederen te Sangir overge­nomen. Nu is dit land opeens ondersteboven gekeerd,

REST BRIEF ZOEK

Menado 18 Juli 1892

Lieve Moeder,

Ik ga met den groote stoomer "Zeeduif" vandaag naar Sangir en kan U daardoor met de e.k. boot niet schrijven.,
Ik ga er hoofdzakelijk heen voor zaken, doch ook gedeel­telijk in mijne kwaliteit van Secretaris van het Sangir-Co­mité. Dit baantje geeft mij heel wat te doen; het is echter geen on­pleizierig werk; U weet, ik mag zoo iets wel.
Uw brief van 28 Mei heb ik in goede orde ontvangen; den be­loofden brief van Gerard echter niet; hierover later meer.
Ik moet nu naar boord en blijf met een hartelijken zoen

Uw liefh.
Dirk
*************************

Menado 15 Aug. 1892.

Lieve Moeder,

Ik heb eens een paar nieuwtjes! In den eerste plaats: Tine Homburg gaat met deze boot weg; ze heeft het met haar lever weder zoo te kwaad gekregen, dat ze absoluut naar een koud klimaat moet. Vindt ze daar geene genezing, dan moet ze naar Holland, Kasian! Er is dus veel kans dat U haar metter­tijd weder ontmoet, want ze gaat U zeker opzoeken.
Nu ben ik in haar woning getrokken, een aardig, vroolijk huisje, niet te groot, juist voor één persoon, en vlak bij kantoor. Op haar vendutie heb ik de onontbeerlijke meubelen benevens matten, gordijnen etc. ingekocht; ook hare kippen en kuikens heb ik overgenomen, zoodat ik nu pardoes heelemaal in haar boeltje zit. U begrijpt, hoe aandoenlijk de verhouding daardoor nu is geworden!
Ik zit daar nu echter veel prettiger en opgewekter dan in dat andere krot. Eten doe ik in het hotel; in een eigen ménage heb ik nog niet veel trek. Wonen moet men echter goed in de Oost. Nu ik vooreerst nog hier moet blijven, ben ik daartoe maar overgegaan.
Met de zaken gaat het nog niet hard. Ze hebben in Amster­dam weer vastgezeten (wat ik trouwens al voorzien had) maar we rollen er toch wel door. Wat mij echter een groote rust is: alle lamme posten zijn bijna de wereld uit. De deposito's van Buys & Braam zijn geheel afgelost, de vrachten aan arme kapi­teins betaald, alle wissels voortspruitende uit te Menado gestorte gelden voldaan, de Wed. Feenstra op een kleinigheid na afbetaald. Posten, als waarover ik mij indertijd zoo naar maakte, komen nu niet meer voor, en blijven alleen de gewone handelsschulden over, altijd het voorschot van Rehbock c.s. buitengesloten, doch dit is een ander geval. Zoo wordt de toestand wel zuiverder, maar blijft toch altijd zeer précair. Enfin, ik kan niet meer doen, dan wat ik doe, en moet het verder blijven aanzien. Ik geloof echter wel, dat we er door­heen komen, doch eerst in October/November wordt het wat lichter. Zoodra de geschikte tijd is aangebroken, moet dan de groote verandering komen. Ik heb echter voorloopig nog den tijd, daarover na te denken, en moet het geschikte moment afwachten. Trouwens over mijne toekomstplannen zal ik U later nog uitvoerig schrijven, en dan tevens den brief van Gerard beantwoorden. Voor de Amsterdammers mijn hartelijken dank; die zijn mij altijd zeer welkom.

Met hartelijke groeten aan allen thuis, Uw liefh.
Dirk
*****************************

Menado 1 Sept. 1892

Lieve Beste Moeder,

Ik schreef U het laatst den 15en Aug. en ontving gisteren Uwe waarde brieven van 8 Juli jl benevens een brief van Gerard van 1 Juli, die voor mij natuurlijk van het hoogste gewicht was. Ik kan hem nog niet beantwoorden, omdat de tijd mij ontbreekt dit à tête reposée te doen, en eigenlijk heb ik ook niets bepaalds te schrijven, daar alles nog teveel in de lucht hangt, en de tijd om tot ingrijpende veranderingen over te gaan, nog niet is gekomen. Wat mij echter wel meer & meer duidelijk wordt is de zekerheid, dat mijn verder levenslot wel steeds met Menado en de Molukken verbonden zal blijven. Het zou mij niet goed mogelijk vallen om al de ondervinding en kennis van zaken, die ik van hier heb, te moeten opgeven en ergens anders weer groen te moeten opgeven.
Bovendien neem ik hier, wat mijn persoon betreft, een aangena­me positie in; ik ben overal bekend, en zonder groot­spraak gezegd ook nogal gezien, waarvan ik herhaalde blijken heb mogen ondervinden. Dit zijn dingen die men niet licht weg­gooit.
Wij moeten echter met de M.H.V. nu -het schijnt altijd in den zomer te moeten komen- weer een benauwde tijd doorma­ken. Komisch en toch mij zeer aangenaam vind ik Uwe verhou­ding tot Seydenzaal. Ik heb ook een brief van hem ontvangen, waaruit zijn vrees voor het Indisch optimisme spreekt, en antwoordde hem heden, dat ik met de MHV zulke benauwdheden heb doorge­maakt, dat mij dit nooit uit het geheugen zal gaan. Nu is de toestand bij hem in zooveel aangenamer, dat er ook nog niet die hevige ongerustheid over den gang van zaken in Indië behoeft bij te komen.
A propos, ik vind het beter, dat U die wisseltjes door den kruier laat incasseeren; zij behoeven op kantoor niet precies te weten wat ik remitteer.
Nog moet ik U vragen, of U nooit mijn brief uit Pinang ontvan­gen hebt, met vervolg reisverhaal, een verhandeling over de Koran en een verhaal van Valentijn!? Ik geloof niet dat ik er ooit iets van hoorde; al is er niets aan verbeurd, zou ik er toch wel eens het lot van willen weten; het was trouwens louter tijddooding.
Wat hoor ik kolossaal op van dat bericht van Johanna, en zoo egoïstisch ben ik, dat als het tot stand komt, ik mij verkneuker van de lol over al die nieuwtjes die ik dan zal hooren! Ik begrijp de vele schaduwzijden; maar als het al te beroerd is, dan kan zij er toch wel weer af, en inmiddels heeft zij eene gewichtigheid gekregen, die haar steeds als een nimbus zal omgeven.
Inmiddels maak ik U mijne welgemeende complimenten over Uwe dochter die zulk een gunstigen indruk maakt! Trouwens dit heeft zij van haar mama!! verbeeldt U, verleden werd mij hier door vreemden gezegd, toen ik eens iets over U zeide: O ja, ik hoor, dat moet zulk een deftige oude dame zijn, etc. etc. (Ik zal U maar niet al dat moois over U vertellen!!) Zoo was, voor­dat de Vries zelf op Menado kwam, zijn moeder er al be­kend; en uit welken koker kwam dat nu? Wel van niemand anders dan van onze lieve Tine Homburg! die U op die wijze bij de dames van Menado introduceerde.
Donderdags eet ik geregeld bij de familie Borel, Presi­dent Landraad; aardige lui van mijn leeftijd, maar al geruimen tijd getrouwd. Verbeeldt U, wat een onderwerp om mevrouw Borel te occupeeren, als ik steeds de laatste hofnieuwtjes heb.
De Resident heeft zijn pensioen gevraagd en alle contro­leurs overgeplaatst. De oppositie heeft een schitterende overwinning behaald, waartoe ik mij vlei, het mijne bijgedra­gen te hebben. De post sluit.

Uw liefh.
Dirk..


Menado 8 Oct. 1892

Lieve Moeder,

Juist ben ik bezig aan een schitterenden brief aan Johan­na en ook aan U, toen er op eens een extra gelegenheid naar Singapo­re is, waardoor de post eerder in Holland komt. Mijn brief aan de "Opperkamervrouw" is nu nog niet af, en ook niet mijn felicitatie brief aan U, doch ik had een wisseltje van F.150.- liggen en zend U die nu maar hierbij gedachtig er aan dat zooiets meestal in goede aarde valt. Dit is over Juli/Sept. Laat het maar liever zelf incasseeren, buiten Sey­denzaal om.
Aardig vind ik Uwe goede verstandhouding met S. Wanneer hij echter teveel door den geldnood gedrukt wordt, en klaagt dat er te weinig van hier gezonden wordt, dan moet U zich dit niet te erg aantrekken.
Hier wordt alles gedaan wat mogelijk is; ik doe mijn plicht en meer kan ik niet doen; men kan geen ijzer met handen breken, en toestanden die altijd beroerd geweest zijn, kan ik niet op eens verbeteren. Daarom moet U zich niet al te naar laten maken, de zaak moet haren natuurlijken loop hebben, en ik voel mij daarom zoo veel lichter, omdat de posten, die mij verleden jaar zoo beroerd maakten, alle de wereld uit zijn.
Nu lieve Moeder, dit briefje is maar een intermezzo; morgen gaat de boot naar Java en daarmede mijn andere brief.
Met een hartelijken zoen

Uw liefh.
Dirk
********************

Menado 10 Oct. 1892.

Lieve beste Moeder,

Na reegen komt zonneschijn is toch maar een waar woord; daar hebt U zich zoo dikwijls bezorgd zitten maken om de toekomst van Johanna, en ziet! daar wordt haar op eens onver­wacht en ongevraagd eene betrekking in den schoot geworpen, waardoor al die donkere wolken opeens weggevaagd worden. Ik kan dan ook niet nalaten, U met dit gewichtige feit van gan­scher harte geluk te wenschen. Wat mij het meeste streelt, en wat mij voor U het meeste pleizier doet, dat is, dat dit lieve kind, dat nooit examens deed of nooit schitterde door buiten­gewone talenten, nu op eens waardering vindt voor haar stille inner­lijke deugden en in de gelegenheid wordt gesteld, die op zulk een eervolle en onderscheidende wijze aan te wenden. Ik weet, dat U innig gelooft aan een wijze bestiering van 's menschen levensloop; maar als iets in staat is wankelmoedigen of onge­loovigen daartoe te brengen, dan is het wel deze merk­waardige samenloop van omstandigheden.
Zeker, het is voor U een groot gemis, en wij allen voelen dit met U mede. Ook is de risico met hare gezondheid niet gering, doch zelfs wanneer dit mocht tegenvallen, dan vind ik dit geval zoo interessant, en de relevatie van Johanna zoo aardig, dat ik dit steeds als een gelukkig feit zal blijven beschou­wen.
In ieder geval kan van U niet getuigd worden dat Uwe kinderen U niet genoeg emotie verschaffen. Heere! wat is er al gebeurd, en wat moet er nog veel gebeuren. Hoe zal het met mijzelf nog loopen? Op het oogenblik weet ik het zelf nog niet; de tijd tot handelen is nog niet gekomen, en het ge­schikte moment moet nog afgewacht worden. Laten wij hopen, dat er ook dan nog eene gelukkige wending moge komen.
Ook Jettie's voorspoed, Gerarda's beterschap en Lida's aanvan­kelijk succes zijn alle gelukkige teekenen, en kan niets mij meer verheugen, dan wanneer Uwe jonge oude dag danig wordt opgevroolijkt.
Waar vooral geen quaestie van mag zijn, dat is, dat U zich gaat verbeelden dat U te veel verwoond, of plannen maakt om het vriendelijke Sarphatipark te verlaten. Dit mag niet, dan moet U mij maar wat hooger in de progressieve vermogensbe­las­ting aanslaan, maar Uw huis moet groot genoeg blijven, om weer eens een terugkeerend schaap te kunnen herbergen.
En nu nog een zakenpraatje! Aan Rogge maakte ik heden eene remise voor de volgende rekeningen:
portrettenF. 9.-
Proger F. -.50
mail CourantF. 6.-
Holl. Hl:: Meunig F. 2.27 1/2
Ind. tolkF. 1.25
F.19.02 1/2

NB Voor de beide laatsten heb ik betaald.

de GruyterF. 148.25
deBussy" 62.50
Hasemann" 1.60
Mocht van deze laatsten wat door U betaald zijn, dan zal Rogge U dik restitueeren.
En nu lieve Moeder sluit ik. Ik verheug mij in een bizon­der goede gezondheid en is het ver­schil enorm hoe ik mij vroeger voelde en nu, die Holl. lucht heft mij erg veel goed gedaan. Hartelijk dank voor den prettigen brief van Jettie, die neem ik bij gelegenheid ook eens onder handen. Mocht Freule Johan­na niet meer thuis zijn, dan wilt U haar inl. brief zeker wel doorzen­den.
Met een hartelijken zoen

Uw liefh.
Dirk.
***************************